Op een avond zaten de eekhoorn en de mier naast elkaar op de bovenste tak van de beuk. Het was warm en stil en zij keken naar de toppen van de bomen en naar de sterren. Zij hadden honing gegeten en gepraat met de zon, de oever van de rivier, brieven en vermoedens. ‘Ik ga deze avond bewaren,’ zei de mier. ‘Vind je dat goed?’
De eekhoorn keek hem verbaasd aan. De mier haalde een klein zwart doosje te voorschijn. ‘Hier zit ook de verjaardag van de lijster in,’ zei hij. ‘De verjaardag van de lijster?’ vroeg de eekhoorn.
‘Ja,’ zei de mier en hij pakte die verjaardag uit het doosje. En zei aten weer zoete kastanje taart met vlierbessenroom, en ze danste weer terwijl de nachtegaal zong en het vuurvliegje aan- en uitging, en ze zagen de snavel van de lijster weer glimmen van plezier. Het was de mooiste verjaardag die zij zich konden herinneren.
De mier stopte hem weer in het doosje.
‘Daar stop ik deze avond bij,’ zei hij. ‘Er zit al veel in.’ Hij deed het doosje dicht groette de eekhoorn en ging naar huis.